is een vertaalautodidact, hij werd opgeleid als leraar Nederlands, het Duits leerde hij via de spreekwoordelijke paplepel. Zijn eerste vertaling (1987) bleef liggen wegens dubbeluitgave, waarna hij zich van een kleine uitgeverij mocht wagen aan een bundel verhalen van Kafka. Een goede leerschool vormden de tientallen kunstmonografieën die hij ook vertaalde. Halverwege de jaren ’90 kwam de vertalersloopbaan in een stroomversnelling en volgden mooie auteurs als Markus Werner, Hugo Loetscher, Joseph Roth, Rudolf Lorenzen, Ernst Jünger en anderen. Hij heeft toen ervaren hoe stimulerend en bevorderend workshops en feedback van collega’s kunnen zijn. Voorlopig hoogtepunt was de vertaling van Albert Vigoleis Thelens Die Insel des zweiten Gesichts (2004), die erg veel positieve aandacht kreeg. In 2007 schreef hij de roman Spiltijd, in 2011 gevolgd door Tot de regen komt.